Overal om je heen zijn bonzende harten, overal om je heen stroomt adem langs lippen. Het is de menigte met warme handen, het is de menigte met vurige blikken. Één stap moet worden gezet, één voet moet naar voren geschoven zodat er schouders zijn gelijk met de jouwe, blikken die de jouwe vinden en uit je hart dat ergens in jouw borstkas tikt stroomt een energie die niet van deze aarde is.
Overal is verlangen naar leven, overal is reikhalzen naar licht. Het zijn de mensen met de bonzende harten. Ze hebben lichamen als golvende zeeën, ze hebben stemmen als vurige zwaarden en in hun ogen brandt een licht dat niet van deze wereld is. Één blik moet gewisseld, één wang moet een andere wang vinden en de aarde verwarmt zich ogenblikkelijk. In vingers roeren tintelingen zich.
Overal zijn mensen als diepe lichtzeeën, als oceanen bewegen zij zich. Het is de mens met zijn warme handen, zijn ogen zijn glazen waarin kristallen dromen schitteren. Één ziel moet worden herkend gelijk aan de jouwe, één instrument met dezelfde snaren en een muziek klinkt die niet van deze aarde is. Overal zijn zielen, als lianen bewegen zij zich. Er is schoonheid en lichtschepen die langs de horizon varen.
Het bonzende leven is niet te stuiten, het wringt zich door kieren en gaten. Het zijn de mensen met harten die zingen, het zijn de kinderen met hunkeringen in hun lijven. Hunkeringen naar lachen, hunkeringen naar liefde en naar grote namen aan de hemel schrijven. Ik zie mensen met bonzende harten naar de horizon schrijden, rondom hun lippen is een lach en in hun haren een krans van seringen.
